zondag 25 mei 2008

Foulds - A World Requiem (1920)

Jeanne-Michèle Charbonnet, sopraan; Catherine Wyn-Jones, mezzo-sopraan; Stuart Skelton, tenor; Gerald Finley, bariton - Trinity Boys Choir; Crouch End Festival Chorus; Philharmonia Chorus; BBC Symphony Chorus - BBC Symphony Orchestra, Leon Botstein. Chandos CHSA 5058(2)

Grootschalige muzikale machtsgrepen à la Mahler Acht, Schönberg's Gurrelieder of Brian's Gothic hebben altijd een onweerstaanbare aantrekkingskracht op me uitgeoefend. Het zal wel de armoe van de atheïst zijn die zoekt naar een vervanging voor religieuze extase en communale vervoering. John Foulds leverde met zijn World Requiem een adembenemende (en overigens zeer onkerkelijke) bijdrage aan het genre. Hij schreef het werk als een epitaph in sound, een muzikaal grafmonument voor de gevallenen van de Eerste Wereldoorlog. Dat klinkt nogal ernstig, maar anders dan de titel en de grondgedachte (om maar te zwijgen van de CD-cover) doen vermoeden is dit stralende, lumineuze muziek die bijzonder goed is voor het humeur. Er zijn raakvlakken met de Vaughan Williams van de Sea Symphony en Dona Nobis Pacem, meer nog met de Holst van The Cloud Messenger en The Hymn of Jesus.

Het is allemaal hoogst geëxalteerd, en zal vast niet iedereens cup of tea wezen. Foulds was echter een buitengewoon originele componist, die experimenteerde met allerlei exotische technieken. Op het bonte canvas van het World Requiem komt de ene memorabele inval na de andere voorbij. Er worden kwarttonen gehoord, en voorbeelden van Klangfarbenmelodie, waarbij de kleuring van een akkoord langzaam verandert door de instrumentatie ervan te variëren. Het tweede gedeelte van het Requiem opent met een onvergetelijke, geheimzinnige monodie van het koper waarin Foulds meerdere melodische elementen uit voorafgegane gedeelten synthetiseert. Het deel met de titel 'Elysium' drijft op een obsessieve herhaling van een chromatisch motief, en is al bijna Philip Glass. Zoals veel componisten van die tijd breekt Foulds de concertruimte open en horen we diverse in de verte opgestelde ensembles, waaronder een jongenskoor en een klein orkest van violen, harp en celesta. Sommige ideeën zien er op papier tenenkrommend uit, maar werken wonderwel: zoals de passage waarin de volkeren van de wereld met naam en toenaam worden opgeroepen in vrede te leven, terwijl een fanfare weerklinkt uit betreffende windstreek ("Ye People of North! You Greenlander, Kamschatkan, Laplander!") . De Hollander wordt in deze oproep overigens niet meegenomen.

Op de orkestratie werd niet bezuinigd, zoals moge blijken uit de lijst van medewerkenden aan deze opname. Helemaal zo excessief als bij Mahler of Strauss wordt het qua orkestbezetting echter nergens, al is er natuurlijk een partij voor het in Engelse muziek met spirituele pretentie onvermijdelijke orgel. Foulds dirigeerde de première in 1923 in de Royal Albert Hall, op de dag van de Wapenstilstand, 11 november. Er werkten 1.250 uitvoerenden mee. Het publiek was laaiend enthousiast, al waren kritieken gemengd. Na herhalingen in de daarop volgende jaren trok echter het British Legion in 1926 zijn beschermheerschap van het stuk terug. Het lijkt erop dat Foulds' pacificme, zijn internationalisme en zijn oosters getinte esoterie niet zo goed vielen bij het conservatieve establishment, dat liever wat meer militair vertoon zag rond de herdenking van de wapenstilstand. Daarmee viel het doek voor deze colossus, totdat de BBC en Chandos het werk in 2007 terug brachten naar de Albert Hall waar het 83 jaar eerder voor het eerst klonk. Het moet, afgaande alleen al op de foto achterop het CD-boekje, een spectaculaire happening zijn geweest, en gelukkig is het klinkende resultaat bewaard in deze schitterende opname, gedurende dat concert gemaakt.