vrijdag 6 juni 2008

Martin - Die Weise von Liebe und Tod des Cornets Christoph Rilke (1943)

Christianne Stotijn (alt) - Orchester Musikkollegium Winterthur, Jacques van Steen - MDG 901 1444-6

Het Gelders Orkest is misschien niet Nederlands meest onvergetelijke ensemble, maar het feit dat voormalig orkestdirecteur Hierck getrouwd is met Jard van Nes zorgde er wel voor dat die fantastische zangeres met enige regelmaat op de Gelderse podia stond (in de zaal zat ook, trouwens). Dat heeft me ooit het grote geluk opgeleverd op een paar minuten van mijn voordeur een adembenemende uitvoering te mogen meemaken van een van de mooiste werken van de 20ste eeuw, Frank Martins Cornet.

Je zou denken dat iedere alt en mezzo popelt om zich te storten op deze eigentijdse Winterreise, maar vreemd genoeg is dat niet het geval. Voor zover ik kan nagaan is deze CD pas de vierde opname ooit van Die Weise von Liebe und Tod des Cornets Christoph Rilke, zoals het werk voluit heet. Het stuk ligt als een donker juweel verborgen in het oeuvre van een petit maître ergens diep in de verdere uithoeken van het twintigste eeuwse repertoire. Het is onbegrijpelijk dat het niet wereldberoemd is, en tegelijk is het ook een troost dat het niet te pas en te onpas wordt voorgeschoteld aan verveelde sponsorstoelzitters en blasé abonnementspubliek. Eigenlijk is het een werk dat op de plaat veel beter thuis is dan in de concertzaal, zo pijnlijk intiem als het is. Het is doordrenkt van eenzaamheid, en kan het best alleen beluisterd worden.

Frank Martin, die in Zwitserland geboren werd maar een groot deel van zijn leven zowaar in Naarden woonde, begint nu pas langzaam een beetje uit de schaduw van de serialisten en experimentalisten tevoorschijn te kruipen, waar hij zich in zijn overmatige bescheidenheid ook zelf verstopt lijkt te hebben. Recent verschenen prachtige, met jubelkritieken ontvangen opnamen van zijn oratorium Le vin herbé (onder Daniel Reuss op Harmonia Mundi) en zijn wonderschone celloconcert (door Christian Poltéra, op BIS). Al zijn muziek is van een ragfijne subtiliteit, verfijnd zonder het geparfumeerde dat daar bij zijn Franse tijdgenoten soms bijhoort. Vaak ook doordrenkt met een schrijnende melancholie. Zo is het in zijn magnum opus, het oratorium Golgotha, en zo is het ook hier, in deze hartverscheurende 23-delige liedcyclus.

De tekst is het bijna volledige, gelijknamige prozagedicht van Rilke. Het beschrijft in een serie kleine taferelen de geschiedenis van een voorvader, die als jongeman in de 18de eeuw bij het leger gaat en ten strijde trekt tegen de Turken. Hij sluit vriendschap; hij wordt vaandrig; hij vindt de liefde; en hij sterft. Het laatste beeld is dat van een schoorvoetende koerier die de moeder het doodsbericht brengt: "Im nächsten Frühjahr (es kam traurig und kalt) ritt ein Kurier des Freiherrn von Pirovano langsam in Langenau ein. Dort hat er eine alte Frau weinen sehen." De klarinet vergiet een traan, een dor, dissonant akkoord van de piano zet een punt, en het is over.

De zangeres wordt begeleid door een klein kamerorkest, dat met onuitputtelijke fijngevoeligheid sferen inkleurt en accenten plaatst, zonder ooit de meesterlijke woorden in de weg te zitten. Kenmerkend is Martins heel eigen toepassing van twaalftoonstechniek binnen een volstrekt tonaal idioom; het onrustige, zuchtende strijkersthema dat als een idée-fixe door het stuk heen loopt is er een mooi voorbeeld van. Alles speelt zich af in een mysterieus schemerlicht, maar af en toe flakkert de muziek fel op, of verrijst plotseling een kippenvelverwekkende, oude hymne uit het transparante stemmenweefsel. De cyclus bereikt haar hoogtepunt in de doodsscène, waar de Cornet de Turkse zwaarden op zich af ziet flitsen maar ze in zijn extatische paniek aanziet voor stralende fonteinen, de bonte kledij van de vijand voor bloemrijke tuinen. Wie zijn ogen erbij droog houdt heeft niet geluisterd, of moet naar de huisarts om te laten nakijken of het hart nog op z’n plek zit.

Het werk kan nooit mooier gezongen zijn dan door Jard van Nes, die er met Reinbert de Leeuw en het Nieuw Sinfonietta Amsterdam een schitterende opname van maakte voor Philips. Maar haar leerlinge Stotijn doet nauwelijks voor haar onder en heeft met haar jongere, frisse geluid iets eigens te brengen dat in inzicht en gevoel niets onderdoet voor Van Nes. Bovendien is het Musikkollegium Winterthur aanmerkelijk vriendelijker behandeld door de opnametechnici dan indertijd De Leeuw’s Sinfonietta: het geluid is bijzonder open en realistisch. Het resultaat is een verslavende luisterervaring, en een CD die hoog op de nominatie moet voor plaat van het jaar.