donderdag 22 mei 2008

Magnard - Symfonie nr. 3 in bes klein, op. 11 (1896)

Malmö Symphony Orchestra, Thomas Sanderling. BIS, CD-927

Magnard is zo'n componist die helemaal verdwenen is in de schaduw van zijn grote tijdgenoten. Nadat hij in 1914 door een plunderende Duitse soldaat werd doodgeschoten terwijl hij zijn huis probeerde te verdedigen, daalde een diepe stilte neer. Tegenwoordig staan zijn werken zelden op concertprogramma's, en zelfs op CD is hij niet heel rijkelijk vertegenwoordigd. Gelukkig heeft Thomas Sanderling met het orkest van Malmö op BIS 3 mooi opgenomen CDs uitgebracht met alle vier de symfonieën. Vooral de Derde en de Vierde zijn meesterlijke werken die een vaste plek op de concertpodia volop verdienen. Ze doen in niets onder voor Roussel of Franck (wat heet, ze zijn verre te prefereren boven de stomvervelende, stukgespeelde Symfonie in d van laatstgenoemde!).

De Derde, geschreven in 1896, opent met een fascinerende koraal in de 'organum' traditie, vol parallele kwinten, en roept een sfeer op van iets oerouds en mysterieus. Dit motief komt door de symfonie heen een paar keer terug. Na de introductie volgt een kleurrijk en levendig eerste deel met een verstild einde. Het scherzo is een serie dansen met een duidelijk pastorale inslag, inclusief een volkse solo-fiedel over bourdon tonen, een element dat in de Vierde ook terugkeert. Magnard kwam naar verluidt op het idee toen hij op een landweg een boer tegenkwam die in zijn eentje liep te zingen en te dansen. Het langzame deel keert weer terug naar de verhevener sferen van de opening, al wordt de vrede herhaaldelijk ruw verstoord, en pas na een getormenteerde climax weer hersteld. Halverwege de stormachtige finale beginnen elementen van het beginkoraal zich in de muziek te weven, en tenslotte keert die in volle, zij het gestrenge glorie terug, omspeeld door stralende vioolarpeggios. Magnard speelt het klaar tegelijkertijd het thema van de finale zelf te laten klinken, een van die momenten waarop je snapt dat hij soms de Franse Bruckner wordt genoemd.

Op een première moest de componist wachten tot 1904. Daarna programmeerde Busoni het werk in 1905 in Berlijn, in één programma met de Tweede van Sibelius, waaruit moge blijken dat de Derde niet alleen serieus werd genomen, maar meedraaide in de topklasse. Sommige van Magnard's collega-componisten, met name D'Indy, koesterden grote bewondering voor het werk. Niettemin verdween het na 1905 uit beeld tot Ernest Ansermet er vele decennia later een plaatopname van maakte.

Knap geschreven, originele muziek, gekleurd door het gebruik van oude kerktoonaarden, en rijk maar zonder bombarie georkestreerd. Vaster in vorm, ritme en melodie dan de impressionisten, maar zonder het academische randje van Saint-Saëns of Franck. De Symfonie van Dukas komt nog het dichtst in de buurt, ook zo'n adembenemend prachtstuk dat nooit wordt gehoord, weggeveegd als het is door de bezems van de Tovenaarsleerling... Doe uzelf een plezier, en geef Magnard een beetje gerechtigheid: luister hier eens naar.